Mijn hoofd voelde alsof het ging ontploffen. De woede en frustratie, kon ik het wel snel genoeg kwijt raken? Kon mijn lichaam dit wel aan? Ik stak mijn handen in de lucht en voelde het vuur door me heen branden. Het gloeide van onderuit mijn voeten tot aan mijn vermoeide vingertoppen. Het werd alsmaar warmer en warmer. De pijn was ondragelijk, maar de meesters bleven met verwachting toekijken. “Gebruik je geest en verplaatst je energie.” Zei Jay. Wat was hij toch geweldig persoon. Hij was één van de acht meesters. Drie jaar had hij voor me gezorgd en me onder zijn hoede genomen. En ook al was ik een langzame leerling, hij was er al die tijd toch voor me en had me alles geleerd was ik moest weten. Ik moest het gewoon doen. Opgeven was geen optie, anders was alles voor niets geweest.
Toen gebeurde het. Ik voelde de hitte door mijn lichaam verplaatsen. Het gloeiende gevoel verliet mijn voeten en ging langzaam naar boven richting mijn handen, totdat mijn lichaam ijskoud, maar toch gloeiend heet werd. Mijn handen vormden een massa van vuur boven ons allen die een heel dorp zou kunnen verlichten. Zoals ik geleerd had maakte ik de juiste draai en gooide ik met al mijn kracht de vuurmassa recht de hemel in. Het was gebeurd, het was gelukt. Ik was officieel een meester van de werkelijkheid geworden. Er volgde een applaus van de acht meesters die met zijn allen hadden toegekeken terwijl ik mijn test volbracht. Ik hoorde nu bij hen. Ik was nog niet zo goed als zij, maar toch hoorde ik er bij. Een gevoel van extreme macht bevloog me en ik voelde me alsof ik de hele wereld kon laten verbranden.
Opeens flitste Jay uit het niets weg en stond hij recht voor me. Hij keek me trots aan en liet een klein muntje uit het niets verschijnen. “Dit is voor jouw, mijn leerling. Je verdient het.” Het was een prachtige munt, die menig mensen oog zou kunnen verblinden. “Deze munt zal je beschermen tegen het machtige gevoel wat je nu voelt. Zorg dat je het bij je houdt en je zal het niet meer voelen.” Vanaf het moment dat ik de munt aanraakte ging het gevoel weg en voelde ik de rust in mijn hart terug keren. Veel tijd om hier verder over na te denken had ik ook niet, want het was tijd om mijn sleutel te ontvangen voor de boekenkamer. Ik volgde de meesters terug naar binnen en we liepen via de grote poort het plein op.
Eenmaal op het plein gekomen gingen de acht meesters in een kring staan en het viel me op dat ik in het midden stond. Ik was klaar voor de magie die weer plaats kon vinden. Ik had nu zoveel mee gemaakt dat ik op alles voorbereid zou moeten zijn, maar toch schrok ik. Met een enorme knal zakten we door de grond. Ik zag de bakstenen door mijn lichaam omhoog gaan en besefte dat wij naar beneden gingen. Ik was doorzichtig, maar toch zichtbaar. Als water wat door de grond heen zakt gleden we naar beneden, tot we bij een enorme ruimte aankwamen. We waren aangekomen bij de boekenkamer.
De grootte van de boekenkamer was onbeschrijfbaar. De hele ruimte was vol met stapels boeken die tot aan het wel honderd meter hoge plafon reikte. Dit was nog eens een manier om de zaken samen te vatten. Het was zoals ik het gedroomd had, maar dan nog groter. Deze ruimte bevatte alle geheimen over de werkelijkheid en de onwerkelijkheid die jaren lang bewaard waren door de voormalige meesters. Eeuwen lang hebben ze de kunst van het manipuleren van de werkelijkheid hier onder de grond moeten uitoefenen, toen het bovengronds nog te gevaarlijk was voor ons. Ik merkte dat ik al over ‘ons’ begon te denken, want ik was nu één van hen.
Ik werd plots uit mijn eigen gedachte gewekt, toen Jay mij via zijn gedachte aansprak. Ik zag zijn lippen niet bewegen, maar hoorde zijn stem door me heen alsof hij recht voor me stond. “Je bent nu een meester, maar nog lang niet klaar voor de buitenwereld. Dit zal voorlopig je plek zijn. Diep onder de grond, ver van de mensheid.” Hij keek me dringend aan en ik besefte dat ik gevangen was en hier voorlopig nog niet weg mocht. Gedwongen om een echte meester te worden, zoals de meesters die voor mij waren. De angst maakte mijn lichaam stijf, maar toch voelde ik me zweverig. “Voel je dat?” zei Jay. “Dat is de kracht die zich langzaam in je verspreid, zorg ervoor dat je deze kracht voed met kennis in plaats van eten.” Ik zat vol met vragen, maar kon niets uit mijn mond krijgen.
Opeens gingen Jay en de andere meesters in rook op en uit de vervaging van de rook kwam een rode appel tevoorschijn. Hij lag daar precies op de plek waar Jay stond. Ze waren echt weg. Had ik maar gevraagd wat hij bedoelde. De appel lag in zijn heerlijkheid te glimmen, alsof het de beste appel ter wereld was. Was dit een test? Of had hij me hier voor altijd achter gelaten met dit als enige herinnering?
Wat vond je van dit verhaal en de communicatie interactie? Laat het vooral even weten.